Matt Collis
Besluiten van beleidsmakers over wildlife moeten worden beschouwd als een integraal onderdeel van bestuur, niet als slechts een aanhangsel.
We hebben mogelijk een opwarming van 1,5 °C bereikt. Wat betekent dat voor wilde dieren?
Als je vorig jaar de hitte hebt gevoeld, dan was je niet alleen: volgens rapporten was 2024 het eerste jaar waarin de gemiddelde wereldwijde temperatuur alle 12 maanden ten minste 1,5 °C hoger was dan voor het industriële tijdperk. Toen 196 landen het Akkoord van Parijs sloten in 2015, beloofden ze de temperatuurstijging te beperken tot "ver onder" 2 °C en zich te blijven inspannen om het te beperken tot 1,5 °C om de gevaarlijkste gevolgen voor het klimaat te voorkomen.
Betekent deze overschrijding dan dat we gefaald hebben? In het kort, nee – en elk extra beetje opwarming dat wordt voorkomen kan het verschil betekenen tussen overleven en uitsterven voor kwetsbare wilde dieren over de hele wereld.
Deze temperatuurmijlpaal werd in 2024 geregistreerd door de Europese Copernicus Climate Change Service, een belangrijke wereldwijde verstrekker van klimaatgegevens. Het opwarmingsniveau van 1,5 °C wordt echter pas als het 10 jaar of langer consistent is geweest, als officieel bereikt beschouwd door het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), de wereldwijde autoriteit op het gebied van klimaatwetenschap. Volgens die maatstaf is de aarde sinds het pre-industriële tijdperk ten minste 1,1 °C warmer geworden. Het probleem met deze methode is dat we pas achteraf weten of de limiet al is overschreden.
Iedereen die de laatste tijd heeft gekeken naar het nieuws (of naar de buitentemperatuur), van China tot Europa tot Australië, heeft nieuwe records voor hoge temperaturen gezien. Deze alarmerende trend heeft extreme weersomstandigheden verergerd: natuurbranden verwoesten steden en vervuilen lucht op duizenden kilometers afstand; zwaardere stormen en overstromingen eisen levens en vernietigen eigendommen, en zorgen er bovendien voor dat gemeenschappen geen toegang meer hebben tot essentiële voorzieningen zoals medische zorg en elektriciteit.
Wat dit extra erg maakt, is dat de kwetsbare landen en gemeenschappen – voornamelijk in het zuiden van de wereld – de gevolgen van de klimaatverandering het eerst en het hardst voelen, terwijl zij veel minder hebben bijgedragen aan het probleem door de uitstoot van broeikasgassen.
Wilde dieren zijn in staat om weersomstandigheden zoals orkanen, branden en overstromingen te overleven. Sommige soorten, zoals spechten en bizons, zijn zelfs afhankelijk van natuurbranden voor gezonde leefgebieden. Naarmate het weer echter extremer en ongebruikelijker wordt, brengt dit steeds meer uitdagingen met zich mee voor diersoorten en wordt het lastiger voor hen om te overleven.
Zoals we onlangs zagen bij de enorme natuurbranden in Zuid-Californië, verspreiden branden zich snel en kunnen ze dieren afsluiten van veilige gebieden. Toen natuurbranden eind 2019 Australië troffen, zijn naar schatting bijna 3 miljard dieren gedood of ontheemd geraakt. Onderzoek wijst bovendien uit dat invasieve soorten beter bestand zijn tegen extreme weersomstandigheden, waardoor ze in het voordeel kunnen zijn ten koste van oorspronkelijke inheemse soorten.
Het zijn niet alleen heel directe extreme omstandigheden die dieren treffen. De minder merkbare veranderingen in temperatuur- en neerslagpatronen zijn nog steeds verwoestend voor wilde dieren. Zalm, forel en andere zoetwatervissen hebben bijvoorbeeld koud water nodig om te overleven en ijsberen zijn afhankelijk van zee-ijs om te jagen. Monarchvlinders – die door IUCN al in 2022 tot bedreigde diersoort zijn verklaard vanwege het verlies van leefgebied en het gebruik van pesticiden – kunnen eronder lijden als ze door het warmer wordende weer eerder gaan migreren, terwijl dan de bestuivingsplanten waarvan ze afhankelijk zijn nog niet bloeien. Bij veel schildpad-, hagedis- en krokodilachtigen bepaalt de temperatuur van het zand of de aarde rondom hun eieren het geslacht, waardoor warmere bodems kunnen leiden tot populaties met onevenredig veel mannetjes of vrouwtjes, wat de broedmogelijkheden beperkt.
Het verdwijnen van bepaalde plantensoorten, zoals de bamboesoort waar reuzenpanda's de voorkeur aan geven, kan ook een tol eisen van soorten die speciaal zijn aangepast om op die planten te vertrouwen of die geen alternatieve voedselbron hebben.
Sommige soorten zullen de gevolgen van klimaatverandering sterker ondervinden dan andere. Soorten die in berg-, eiland- en zoetwatergebieden leven lopen het grootste risico, omdat ze met stijgende temperaturen nergens heen kunnen om te schuilen. Als soort lopen amfibieën vooral gevaar, omdat ze erg gevoelig zijn voor weersveranderingen. Amfibieën zijn al heel kwetsbaar en worden al ernstig bedreigd door de afname van leefgebieden en de bd-schimmelinfectie; en door de klimaatverandering zullen ze nog meer onder druk komen te staan.
Volgens een artikel uit 2018 zou bij een opwarming die beperkt blijft tot 1,5 °C het uitstervingsrisico voor planten en dieren twee keer zo laag zijn als bij 2 °C opwarming. Het is zelfs twee derde minder risicovol voor insecten. Als de opwarming 2 °C bereikt, schatten wetenschappers dat 18% van de insecten, 16% van de planten en 8% van de gewervelde dieren meer dan de helft van hun verspreidingsgebied zullen verliezen.
Als de klimaatverandering ongecontroleerd doorgaat – we zijn momenteel op weg naar een opwarming van 2,4 tot 2,6 °C tegen het einde van deze eeuw – zouden de plaatsen in de wereld die het meest rijk zijn aan biodiversiteit, zoals het Amazone-regenwoud en de Galápagos-eilanden, de helft van hun soorten kunnen verliezen.
Zo'n immens verlies zou ongekende gevolgen hebben voor de gezondheid van ecosystemen, en daarmee ook voor de diensten die ze aan de mens leveren, van het beheersen van erosie tot het voorkomen van overstromingen. Het zou ook een enorm verlies betekenen voor culturen, omdat veel gemeenschappen al generaties lang soorten koesteren en ervan afhankelijk zijn. Deze soorten zouden voor hun ogen verdwijnen.
Ongeacht of het doel van 1,5 graad van het Akkoord van Parijs nog steeds binnen bereik is – ongecontroleerde klimaatverandering kan nog worden vermeden. Met andere woorden: het overschrijden van 1,5 graad opwarming betekent niet dat 2 graden de volgende mijlpaal is; 1,51 graden zou dan het volgende doel moeten zijn. Elke fractie van een graad opwarming die we voorkomen is belangrijk: het kan bepalen of een dier- of plantsoort het overleeft of uitsterft; en of duizenden menselijke sterfgevallen worden voorkomen in de meest klimaatgevoelige gemeenschappen over de hele wereld.
Het belangrijkste wat regeringen en bedrijven kunnen doen om de gevaarlijkste gevolgen voor het klimaat tegen te houden, is fossiele brandstoffen snel afbouwen.
We moeten ook al het mogelijke doen om ecosystemen en dieren te helpen om zich aan te passen aan de veranderingen die al in gang zijn gezet. We moeten zorgen dat ze maximaal weerstand kunnen bieden tegen deze levensbedreigende situatie. Bijvoorbeeld: zelfs bij een temperatuurstijging van 2 °C kan het lokaal uitsterven van diersoorten met 5% afnemen (van ong. 25% naar 20%) als soorten de optie hebben om zich te verplaatsen naar nieuwe gebieden. Het realiseren van meer leefgebied doet IFAW via het initiatief Room to Roam.
We beschermen dieren en ecosystemen zodat zij kunnen overleven, maar het helpt niet alleen hen: we helpen ook onszelf hiermee. Zij kunnen ons namelijk op hun beurt helpen in onze strijd tegen klimaatverandering. Dit doen ze enkel door zichzelf te zijn. Natuurlijke ecosystemen spelen een fundamentele rol in het opnemen van koolstof uit de atmosfeer en het opslaan ervan in planten, aarde en bodems. Wilde dieren helpen de ecosystemen om dit te kunnen doen. Ze zijn daarmee niet alleen slachtoffer van klimaatverandering, maar kunnen ook onze grootste bondgenoten zijn in de strijd ertegen. We moeten ze beschermen zodat ze ons (en zichzelf) kunnen helpen.
De toezeggingen die landen hebben gedaan in het kader van het Akkoord van Parijs hebben geholpen om de verwachte opwarming aan het eind van deze eeuw terug te brengen van 4,8 °C naar 2,6 °C. Dat betekent dat we onszelf al op weg hebben gebracht naar een veiligere toekomst – nu moeten we alleen nog een tandje bijzetten.
Matt Collis
Besluiten van beleidsmakers over wildlife moeten worden beschouwd als een integraal onderdeel van bestuur, niet als slechts een aanhangsel.
Zonder jouw steun kunnen wij ons werk niet doen. Geef nu voor het verbeteren van de leefomstandigheden voor dieren.
Unfortunately, the browser you use is outdated and does not allow you to display the site correctly. Please install any of the modern browsers, for example:
Google Chrome Firefox Safari